Een modern huis?
De kleine woning die Huib Hoste voor Van Dyck ontwerpt, is volledig afgestemd op de levenswijze van de kunstenaar. Het hoofdvolume wordt ingenomen door het atelier. Gelijkvloers zijn verder nog een kleine keuken en een bergplaats voorzien. Boven bevinden zich twee slaapkamers, waarvan er maar één zal worden gebruikt. Doordat het atelier anderhalve bouwlaag in beslag neemt, laat het grote hoekraam het noorderlicht tot diep in het atelier én de bovenruimte doordringen. Een borstwering zorgt voor de nodige privacy.

Voor zijn interieur doet de kunstenaar evenwel geen beroep op Hoste, die de gewoonte had om meubilair in aangepaste stijl te integreren. Alleen een vestiaire in de hal en een bergruimte in het atelier zijn ingebouwd. Voor de rest ademt het interieur de sfeer van een Kempische boerenwoning. Terwijl de plaatselijke bevolking stomverbaasd naar de blokkendoos tussen de sparren kijkt, trekt de liefhebber van modernistische architectuur de wenkbrauwen op wanneer hij de woning betreedt en er de ouderwetse meubelen ontdekt.

Huis 1
Huis 2

Plannen van Huib Hoste voor de atelierwoning Albert Van Dyck (Archief KU Leuven).

Zonevreemd
In 1935 laat Van Dyck verbouwingen uitvoeren door de oorspronkelijke architect. Hoste schildert de woning nu helemaal wit en voegt een volume toe boven het atelier, voorzien van hoekramen en een dakkoepel. De atelierwoning krijgt zo een nog meer uitgesproken modernistisch uitzicht. Met haar witte volumes onder plat dak lijkt ze wel een zonevreemde bungalow in de landelijke omgeving die wordt gedomineerd door hoevetjes met zadeldak.

In de jaren 70 zullen ingrijpende aanpassingen doorgevoerd waardoor van het oorspronkelijk krachtige ontwerp nauwelijks nog sprake is.

Huis 3

Foto van de buitenzijde van de atelierwoning na de verbouwing in 1935 (Collectie Museum Albert Van Dyck).

Huis 4

Het interieur van de woning (Collectie Museum Albert Van Dyck).

Mastentoppen op het dakterras
Hoste voorzag ook twee kleine dakterrassen om de bewoners in volledige privacy te laten zonnen en de natuur vanuit een ander gezichtspunt te laten ervaren. Lena Hendrickx herinnert zich nog een ander voordeel van het platte dak. Je kon er mastentoppen bijeenrapen om de stoof mee aan te steken: ‘Dat platte dak onder de grote dennebomen, zinderend van de hitte in de zomer en omwalmd door de typische dennengeur in dat seizoen. Wanneer we de denappels – de doppen in onze taal – mochten rapen was dat een heel plezierige taak, een gunst in feite. Vanaf dat dak konden we de voorbijgangers toeroepen, heel ver in het rond zien en de andere kinderen jaloers omhoog doen kijken!’