Gust De Smet
In 1930 krijgt Albert Van Dyck van het Koninklijk Kunstverbond Antwerpen een eerste solotentoonstelling. Een bezoeker merkt op: ‘De als teekenaar bekende Albert van Dijck exposeert op het oogenblik [...] schilderijen, waaronder vooral “Jager”, “Boer met varkens”, twee paneelen, “Kempisch meisje” en portretten van Ida Wasserman en den dichter Marnix Gijsen de aandacht trekken.’

Bij schilderijen als Jager, Boer met varkens en Circus wordt vaak, en niet onterecht, gewezen op een verwantschap met het werk van Gust De Smet (1877-1943). Die komt in Jager onder meer tot uiting in de fragmentarische voorstelling van de strakke boerenstee in geometrische vlakken, waarbij vooral het verticale rode dakvlak opvalt. Ongetwijfeld waardeert Van Dyck bij de Latemse expressionist een poëtische gevoeligheid voor het idyllische, waarin hij zichzelf herkent.

Toch zal hij zich al gauw ontworstelen aan de invloed van De Smet. Na zijn verhuis naar Schilde in 1931 zal de introverte en spiritueel zoekende Van Dyck zich meer vanuit de geborgenheid van de traditie vereenzelvigen met de ongerepte eenvoud in zijn directe omgeving. Marnix Gijsen vindt dit in 1935 in Forum alvast een goede zaak.

De Smet 1

Albert Van Dyck in zijn atelier in de Regentstraat te Antwerpen, samen met Lode Seghers, ca. 1930. Op de achtergrond de werken Jager (verblijfplaats onbekend) en Wandelende kinderen (Collectie Museum Albert Van Dyck).

De Smet 2

Circus (verblijfplaats onbekend).

Marnix Gijsen over de landschappen van Van Dyck
Zijne behandeling van het landschap is bij geen andere te vergelijken, noch bij de cosmische uitspattingen van Permeke, noch bij de krachtige dynamische constructies van De Smet. (…) Na enkele jaren verblijf in dit land, na een vertrouwd-worden, een zich zelf situeeren tusschen de rijke gronden, de lage huizen, de dennen, die middenstandboompjes zonder luister onder een hemel die twee honderd keeren per jaar aarzelt op welk uur van den dag hij zal grijs worden en zijn regenvlagen neerzenden, schilderde Van Dyck eenige voortreffelijke fijne landschappen die mij grootelijks ontroeren en duurbaar zijn.