New York / The World of Tomorrow
Op de Wereldtentoonstelling van 1939 in New York wil het Belgisch paviljoen traditiegetrouw uitpakken met de kunstnijverheid. Daarbij gaat net als in Parijs in 1937 veel aandacht naar wandtapijtkunst. Verschillende kunstschilders worden gevraagd ontwerpen te maken. Zo komen in de erehal, getekend door Henry van de Velde, tapijten van Floris Jespers. Deze gigantische werken (6 x 4 meter) zijn geweven in de ateliers van Braquenie, Chaudoir en De Wit.
Ook Albert Van Dyck hoopt op een opdracht en stuurt een ontwerp in voor het thema ‘landelijk leven’. Hij is goed bevriend met Jan-Albert Goris (de echte naam van schrijver Marnix Gijsen), die adjunct-commissaris-generaal van het Belgisch paviljoen is. Officiële briefwisseling uit het bureau van Goris vertelt over het plan.
Vlaams arcadia
Op 1 juni 1938 meldt Goris dat het ontwerp is goedgekeurd en dat er een karton op ware grootte (1,5 x 2 meter) mag worden gemaakt voor 4.000 Belgische frank. Van Dyck vraagt om de deadline voor het inleveren ervan op te schuiven. Op 12 november wordt het contract getekend en de betaling gestort. Maar uiteindelijk zal het tapijt niet worden uitgevoerd. Het Museum Albert Van Dyck bezit naast een voorstudie ook het bewuste karton, met als onderschrift ‘In Vlaamch Arcadien’ (sic; niet in spiegelbeeld!).