Smits
Als reactie op de immer versnellende samenleving zoeken eind 19de eeuw heel wat kunstenaars afgelegen plekken op om te ‘onthaasten’. In de Kempen geraakt Jakob Smits (1855-1928) onder de indruk van de geestesadel van het harde boerenleven. In zijn tekeningen en schilderijen documenteert hij een zogenaamd eenvoudige bestaansvorm die bedreigd wordt door de oprukkende modernisering.

Op de salons van de Antwerpse vereniging Kunst van Heden valt Smits’ profetisch geladen werk zeer in de smaak. Talrijke jonge kunstenaars uit binnen- en buitenland voelen zich  aangesproken door zijn boodschap en zoeken de meester op in zijn hoeve in Achterbos bij Mol. In 1925 brengt ook Albert Van Dyck hem twee keer een bezoek, en toont Smits zijn werk.

Smits 1

Jakob Smits, De vlakte, olieverf op doek, 1925 (Gemeentelijk Jakob Smitsmuseum, Mol).

De invloed van Smits
Na de dood van Smits zal Van Dyck nog meermaals terugkeren naar het Malvinahof, al dan niet in het gezelschap van Maurice Gilliams of collega-schilders Hippoliet Daeye en Jozef Vinck. Ze worden er telkens ontvangen door Josina, de weduwe van de kunstenaar die zich inzet voor de conservatie van de hoeve en het oeuvre van haar man. Nog in 1949 zal Van Dyck zich politiek engageren voor diezelfde zaak.

De invloed van Smits op Van Dyck, die in 1929 zelfs een atelier inricht in het naburige Kasterlee, is dan ook groot. Het eenvoudige leven in een ongerepte omgeving wordt een centraal thema in zijn werk. Maar waar de meer moraliserende werken van Smits een kosmische reikwijdte hebben, gaat het de gevoelige en contemplatieve Van Dyck in de eerste plaats om de zuivere ingetogenheid van het individu en de poëtische omgang met zijn directe leefomgeving.